1e zondag van de veertigdagentijd A - 2020

Zusters en broeders,

Het verhaal van Adam en Eva in de tuin van Eden is zoals het verhaal van onze kindertijd. De tijd dat we het verschil tussen goed en kwaad nog niet kenden. De tijd dat het leven verrukkelijk was, en dat we nog zo heerlijk naïef waren dat we ons geen ander leven konden voorstellen. De tijd dat het leven het aards paradijs was. Maar het was een paradijs dat niet bleef duren. We raakten het kwijt, zoals we ook onze onschuld en onze naïviteit  kwijtraakten, en we kwamen terecht in de uitdagingen van de realiteit van het leven, en soms ook in de dorre woestijn van tegenslag, mislukking, ontrouw, ziekte en dood. En zoals we zien om ons heen kan die woestijn ook veel andere vormen aannemen: bedrog, verslaving aan drugs, aan drank, aan bezit, aan rijkdom, aan geweld. En vandaag verslaving aan smartphone, Facebook, Instagram en nog zoveel meer zogenaamd sociale media.

Maar hoe dan ook, weg was en is het aards paradijs. Zoals het weg was voor Adam en Eva, en waarom? Omdat ze zelf god wilden spelen. Nochtans had God hun een heerlijk leven geschonken: Hij gaf hun de tuin van Eden met aanlokkelijke bomen en heerlijke vruchten die ze naar hartenlust konden plukken. Ze moesten alleen maar afblijven van de boom van het leven en van de kennis van goed en kwaad. Maar toen lieten ze zich domweg ompraten door de duivel. Die moest niet eens veel moeite doen, want ze wilden zelf baas spelen over het leven, en ze wilden zelf bepalen wat goed en wat kwaad was.

We zien wat dit teweeggebracht heeft. Velen willen niet alleen heersen over hun eigen leven, maar ook over dat van hun medemensen. En ook velen bepalen zelf wat goed en wat kwaad is. Goed is wat in hun voordeel speelt, wat hen rijk maakt, wat hen machtig maakt. Kwaad is wat anderen machtiger, rijker, succesvoller, gezonder maakt dan zij zijn.

Velen zijn ook iets heel belangrijks vergeten. Beter gezegd; ze willen niet denken aan de woorden die we hoorden in de eerste lezing, namelijk dat ‘God de Heer de mens boetseerde uit stof van de aarde genomen, en hem de levensadem in de neus blies.’ Op Aswoensdag werden we daar uitdrukkelijk aan herinnerd: ‘Bedenk dat ge van stof zijt en tot stof zult wederkeren’, klonk het. Want zo is het: we zijn van stof gemaakt, en tot stof zullen we wederkeren.  En daar willen velen absoluut niet aan denken, want dat houdt in dat de mens geen baas kan zijn over het leven. Hij is immers slechts van stof gemaakt. En niet hijzelf, maar God heeft hem het leven ingeblazen.

Maar God heeft de mens niet zomaar het leven ingeblazen, nee, Hij boetseerde hem naar zijn beeld en gelijkenis, en als we leven naar dat beeld en die gelijkenis, kunnen we leven in het aards paradijs. Maar dan moeten we kunnen en willen ontsnappen aan de bekoringen van de duivel. De bekoringen van alleen voor onszelf te leven, van te heersen over de aarde en over onze medemensen, van rijk en machtig te zijn, van te genieten zonder einde en zonder ons iets aan te trekken van anderen en nog minder van de gezondheid van de aarde.

Velen voelen zich daar helemaal niet toe aangesproken, want dat vergt inzet, liefde, vrede. Terwijl velen juist volledig vrij willen zijn, zeker vrij van een God die boven hen staat. De werkelijkheid leert ons echter dat de wereld er niet beter op geworden is sinds zovelen kiezen voor een wereld zonder God. Een wereld die overheerst wordt door technologie, waanzinnige bewapening, een vervuilde natuur en een verziekt milieu. Een wereld waar niet God, maar heerszucht, rijkdom, uitbuiting, geweld, terrorisme worden aanbeden.

Zusters en broeders, laten wij niet meebouwen aan zo’n wereld. Laten we nee zeggen tegen de verleiding van macht, rijkdom en zelfverheerlijking. Jezus had geen enkele moeite om nee te zeggen toen de duivel Hem wilde verleiden. We zijn christenen, dus laten we ons spiegelen aan Jezus, zodat we ons echt inzetten voor het Rijk van God op aarde, want dat Rijk is de tuin van Eden waar het voor alle mensen heerlijk is om te wonen. Amen.