Elkaar liefdevol verdragen (Ef. 4,2)

Op de laatste zondag van juli geven we aandacht aan de grootouders. Dit wegens het nabije feest van Joachim en Anna, de grootouders van Jezus, dat we vieren op 26 juli. Over hun leven lezen wij in het Proto-evangelie van Jacobus. Paus Franciscus heeft al eerder de derde zondag door het jaar gewijd aan het ‘Woord van God’. Op de voorlaatste zondag van het kerkelijk jaar vestigt hij onze aandacht op de armen. Nu voegt hij er de zondag aan toe van de grootouders. Dit is hem ingegeven door wat ouderen hebben meegemaakt tijdens de pandemie, waarin een aantal in eenzaamheid zijn gestorven. Zij waren bij de kwetsbare groepen en misten het contact met hun kinderen en kleinkinderen.

Al vaak heeft de paus heel waarderend gesproken over oudere personen en hun betekenis voor hun familie, kinderen en kleinkinderen. Door de lange levensduur neemt het aantal grootouders en overgrootouders toe. Zij moeten de wereld niet beheersen, maar mogen niet afgeschreven worden. Zij kunnen doorgeven wat hen heeft bezield en gedreven.

Oud en jong

De paus verwijst naar de profeet Joël “Uw ouderen zullen dromen krijgen, uw jonge mannen zullen visioenen zien” (Joël, 3, 1) en hij schrijft dan dit: “De toekomst van de wereld hangt af van dit verbond tussen jong en oud. Wie anders dan de jongeren kunnen de dromen van de ouderen in vervulling laten gaan? Maar om dit te laten gebeuren, is het nodig dat wij blijven dromen. Onze dromen van rechtvaardigheid, vrede en solidariteit kunnen onze jongeren in staat stellen nieuwe visies te ontwikkelen; zo kunnen wij samen aan de toekomst bouwen. Jullie moeten laten zien dat het mogelijk is om vernieuwd uit een pijnlijke ervaring te komen. Ik ben er zeker van dat jullie meer dan één zo'n ervaring hebben gehad: jullie hebben in je leven met allerlei moeilijkheden te kampen gehad en je toch weten te redden. Leer van die ervaringen om je ook nu erdoorheen te kunnen slaan.”

“Dromen zijn daarom verweven met herinnering. Ik denk aan de pijnlijke herinnering aan de oorlog, en het belang ervan om de jeugd de waarde van vrede bij te brengen. Wie van jullie het leed van de oorlog heeft meegemaakt, moet die boodschap doorgeven. Het levend houden van de herinnering is een opdracht voor elke oudere: de herinnering levend houden en ze delen met anderen. Edith Bruck, die de verschrikking van de Shoah overleefde, stelt dat zelfs het verlichten van maar één enkel geweten de moeite en de pijn waard is van het levend houden van de herinnering aan wat is geweest. En ze voegde eraan toe: Voor mij is herinnering leven. Ik denk ook aan mijn eigen grootouders en aan al diegenen van jullie die moesten emigreren en dus weten hoe moeilijk het is om alles achter te laten, zoals zovelen dat vandaag nog altijd doen, in de hoop op een toekomst. Sommige van die mensen staan nu misschien zelfs naast ons, om voor ons te zorgen. Dit soort herinneringen kan helpen om een menselijker en gastvrijer wereld op te bouwen. Zonder herinnering zullen we nooit kunnen bouwen; zonder fundering kunnen we nooit een huis bouwen. Nooit. En het fundament van het leven is de herinnering.”

“Als je kind je morgen vraagt…” (Dt. 6,20)

Ouderen kunnen delen van hun herinneringen en hun dromen. Waarden worden doorgegeven. Van mijn vier grootouders heb ik er maar één gekend en deze overleed wanneer ik twaalf was.

Op de uitnodiging voor hun diamanten huwelijksjubileum stralen diaken Frans en Ginette samen met hun zes kinderen, zeventien kleinkinderen en drie achterkleinkinderen. Vreugde wordt gedeeld.

Staf, de bezieler van Ziekenzorg CM, was 84.  Bij een bezoek vertelde hij over een van zijn dochters die in Duitsland woont en over haar zoon die naar opa had getelefoneerd. Hij wou van zijn opa horen wat hij in zijn leven had gedaan en waarvoor hij had geleefd. Hij wou zijn ‘roots’ kennen. Staf was er zo blij mee.

Stan, een collega uit de pedagogische begeleiding, schreef aan elk van zijn kleinkinderen bij hun achttiende een persoonlijke brief. Daarin vertelde hij in alle vrijheid en zonder opdringerigheid over de waarden die hem en zijn echtgenote hadden geleid. Fijn dit contact over de generaties heen. “Geef rekenschap van de hoop die leeft in jou” (1 Petr. 3,15). Maar wat, zo niemand het je vraagt?

In het evangelie van deze 17° zondag biedt een jongen vijf gerstebroden en twee vissen aan, waarmee Jezus een grote menigte zal verzadigen. En wij lezen ook op deze zondag uit de brief aan de christenen van Efeze, waarin wij opgeroepen worden om elkaar liefdevol te verdragen en de band van de vrede te behartigen. Laten we ons beijveren om het contact tussen generaties te bewaren. Paus Franciscus hoopt dat de eerste Werelddag voor Grootouders en senioren de pastorale zorg voor ouderen in de christelijke gemeenschappen kan stimuleren. Dit kan wanneer we de band van liefde verstevigen die generaties verenigt.

De band van liefde

In de tweede lezing op zondag komt meestal de apostel Paulus aan het woord. Zijn brieven zijn ouder dan de evangelies. Bij hem vernemen we nauwelijks iets over het openbaar leven van Jezus. Hij legt de nadruk op de gekruisigde en de verrezen Heer, een verkondiging die hij zelf langs de overlevering heeft ontvangen. Het is de kern van het credo: “namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden, volgens de Schriften, dat hij begraven is en dat hij opgestaan is op de derde dag” (1 Kor. 15, 4). De ontmoeting met de Verrezen betekende een ommekeer in het leven van Paulus. Het is voor hem een bevrijdende boodschap, die hij samenvat in deze korte zin: “Voor die vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt” Gal. 5,1). Hij schrijft aan de Galaten: “Gij werd geroepen tot vrijheid. Misbruik die vrijheid niet als voorwendsel voor de zelfzucht. Integendeel, dient elkander door de liefde. Want de hele wet is vervuld in dit éne woord: Gij zult uw naaste beminnen als u zelf” (Gal. 5,13-14).

Paulus is de apostel geworden van de heidenen. Het lag hem nauw aan het hart dat Joden en heidenen in Christus zouden verenigd zijn, beide geënt op dezelfde stam. Hij spreekt daarover in zijn brief aan de Romeinen: “Gij zijt van de wilde olijfboom, waartoe gij krachtens uw oorsprong behoort, afgesneden en tegen uw aard in geënt op de edele olijf. Hoeveel gemakkelijker zullen zij die ervan nature bij horen weer op hun eigen stam worden geënt!” (Rom. 11, 24).

Het is een drama dat eeuwenlang christenen en Joden tegenover elkaar hebben gestaan. Christenen doordat ze de Joden beschuldigden dat ze Jezus niet hebben aangenomen en Joden, die aan Jezus geen aandacht schonken, die nochtans in hun midden was opgegroeid en die zijn joodse wortels eerbiedigde, Het is naar het einde van de vorige eeuw dat hierin verandering kwam. De verklaring van het tweede Vaticaans concilie over de houding van de kerk ten opzichte van de niet christelijke godsdiensten heeft daartoe bijgedragen. Daarin kreeg de joodse godsdienst een bijzondere plaats. Het concilie was de band indachtig waardoor het volk van het Nieuwe Verbond geestelijk verbonden is met de stam van Abraham.

“De Kerk gelooft dat Christus, onze Vrede, joden en heidenen door het kruis tot verzoening heeft gebracht en beiden één heeft gemaakt in zichzelf.” Dit is een duidelijke verwijzing naar de brief aan de christenen van Efeze (Ef. 2,14-15). In dit leesjaar B krijgen we zeven zondagen na elkaar vanaf de 15° tot en met de 21° zondag lezingen uit deze brief. De schrijver van deze brief is een theoloog uit de school van Paulus die het paulinische erfgoed voor zijn generatie opnieuw formuleert” (B. Standaert, De Jezusruimte, p. 26).

Deze brief heeft een bijzondere stijl. Je kan het een hymne noemen of een lofzang op het plan van God, van alle eeuwigheid vastgesteld, eeuwenlang verborgen, voltrokken in Jezus, geopenbaard aan de apostel en ontplooid in de Kerk De brief begint met een zegenbede tot God. Het is als een zang voor de Drie-ene God met bewondering en dank omdat het heelal en al wat bestaat in Christus onder één Hoofd is gebracht (Ef. 1,9-10).

Wij zijn geroepen om Gods heerlijkheid te loven. De levende mens is de schoonste heerlijkheid van God, zoals Sint Ireneüs het verwoordde. En de vreugde van de mens is de levende God te mogen ontmoeten en te aanschouwen. Gloria Dei vivens homo, vita hominis visio Dei.

De schrijver van deze brief wenst aan zijn lezers dat Christus in hun hart mag wonen en dat zij geworteld zijn en blijven in de liefde van Christus (Ef. 3, 17-19).

Dit zijn enkele flitsen uit het eerste gedeelte van de brief (hoofdstukken 1 tot 3), die eerder liturgisch en theologisch van aard zijn. Ze worden gevolgd door een tweede gedeelte dat aanspoort tot een christelijk leven en een christelijke levensstijl. “De eenheid van de kerk die in Christus als haar hoofd gegeven is en door de Geest bewerkt wordt, moet koste wat het kost door de lezers gezocht en in de praktijk beoefend worden” (L. Floor, Efeziërs; Een in Christus, p. 22).

Christelijke levensstijl

Vanuit onze verbondenheid met Christus zijn we geroepen tot een nieuwe levensstijl. “Bekleed je met de nieuwe mens die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid” (Ef. 4,24; ZJ 527). De schrijver van de brief vraagt de christenen de weg te gaan die past bij hun roeping: “Wees steeds bescheiden, zachtmoedig en geduldig, en verdraag elkaar uit liefde” (Ef. 4,-1-2).

Wat hij vraagt, dit lijkt eenvoudig, maar is het toch niet. Kunnen we nog veel van elkaar verdragen? We kunnen niet in alles met elkaar eens zijn. Maar lukt het ons om in de verscheidenheid toch eenheid te bewaren en in een ander een medemens te zien? Jezus is onze Vrede. Hij brengt mensen samen en breekt muren af.

De schrijver van de brief vraagt zijn lezers dankbaar te zijn. “Zegt altijd voor alles dank aan God de Vader in de naam van onze Heer Jezus Christus” (Ef. 5,20).

Het belangrijkste in zijn leven was voor Bob dat hij goede ouders had gekozen. Neen, we kunnen onze ouders en voorouders niet kiezen. Maar dankbaar zijn omdat wij door hen volwassen zijn geworden. Het kan moeilijk worden wanneer we vaststellen dat hun krachten verminderen en wij van hen afscheid moeten nemen en instemmen met dit woord uit het evangelie: “Toen je jong was, deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt, zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt” (Joh. 21, 18).

Moge het vertrouwen ons niet verlaten, dat ook dan handen hen en ons zullen opvangen en dragen.