Zusters en broeders,
De eerste lezing stamt uit de ‘Handelingen van de apostelen’, een boek dat waarschijnlijk geschreven is door de evangelist Lucas. Hij beschrijft daarin het ongelofelijke groei van het jonge christendom. Maar zoals we in de lezing hoorden, was het niet altijd koek en ei, want er woedde een grondige discussie of de heidenen die zich tot het christendom bekeerden zich net als de Joden moesten laten besnijden. Eigenlijk komt dat er op neer dat ze de wet van Mozes moesten volgen, je weet wel, de wet van niet minder dan 613 geboden en verboden. Met andere woorden, eigenlijk willen sommige Joodse christenen hun eigen wetten opdringen, terwijl Jezus maar één enkel gebod kent: Houd in de eerst plaats van God, en houd evenveel van je naaste als van jezelf.
En zo zien we dat er niets nieuw is onder de zon. Discussies over en interpretaties van hetzelfde hebben altijd bestaan, en zullen er altijd zijn. We zien vandaag spijtig genoeg waartoe dat kan leiden: tot volkerenmoord door Israël, door Poetin, en door exremisten in Soedan en Oost-Congo. Maar ook daarbuiten zien we de gevolgen van onenigheid en discussie. Vaak monden ze in het provéleven uit in echtscheidingen tussen partners, betogingen pro en contra allerlei standpunten, ruzies in bedrijven, in scholen, op straat. We zijn het allemaal zo gewoon dat we er wellicht niet eens veel aandacht aan besteden. Dat doen de apostelen wel, en dat is maar goed ook, want zonder hun tussenkomst was het christendom wegens verdeeldheid nooit gegroeid.
Zoals altijd geeft Jezus een antwoord op het probleem. Net als vorige week is het evangelie een uittreksel uit zijn afscheidsrede, met andere woorden: uit zijn testament, de avond voor zijn lijden en dood. Hij zegt: ‘Als iemand Mij liefheeft, zal Hij mijn woord onderhouden.’ En Hij voegt daar de woorden aan toe die we ook na de consecratie zullen horen: ‘Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u.’
Liefde en vrede: de leefregel van ons geloof en van het christendom. Meer moet dat niet zijn. Alleen als we vol liefde en vrede leven, kunnen we Jezus’ woord onderhouden. We weten uit ervaring dat dit niet altijd lukt, dat we er dus niet altijd in slagen zijn woorden van liefde en vrede te onderhouden, en daarom zendt Hij ons Gods Geest. Die zal ons altijd helpen en ons altijd in herinnering brengen wat Jezus gezegd heeft. Die Geest zal ons dus leren hoe we Jezus’ woorden in ons leven en in deze tijd moeten beleven. Niet met heldendaden, niet met grote woorden en veel gebaren, maar met de stille kracht van ons geloof en van onze poging om Jezus na te volgen in ons dagelijks leven en in de problemen van deze wereld. Een wereld waarin vrede vaak ver te zoeken is. Een vrede die niet eens aansluit bij de vrede die Jezus ons nalaat, want ze is niets meer dan ‘geen oorlog’. Maar wellicht zijn we zonder Jezus tot niet meer dan zo’n vrede in staat.
Zusters en broeders, volgende donderdag vieren we Ons Heer hemelvaart, en misschien vinden we het merkwaardig, zelfs onbegrijpelijk dat Jezus in zijn afscheidsrede zegt: ‘Als gij Mij zoudt liefhebben, zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga.’ Misschien voelen wij ons daar helemaal niet blij mee, misschien hebben we het gevoel dat we er alleen voor staan om Hem te volgen, maar dat is niet zo, want Hij zendt ons Gods Geest. Hij is dus altijd bij ons, wijst ons altijd de weg van liefde en vrede aan die ons leidt naar God en naar elkaar. De enige weg die het leven leefbaar en gelukkig maakt. Laten we ons dus inspannen om die weg te gaan, en laten we in de Jubeljaar pelgrims van hoop zijn, die geloof, hoop en liefde uitstralen. Amen.